Mart Smeets over Amerika: genieten en gruwelen
Zo graag als Mart Smeets (67) in Amerika komt, zo graag vertrekt hij er ook weer. De visie van de voormalige anchorman van Studio Sport in een notendop. USA365.nl sprak met Smeets over Sweet Caroline, Boston, Amerikaanse sporten, Borders, Vermont en Waterloo Records, de platenzaak in Austin waar hij hoorde van de dood van wielericoon Gerrie Knetemann. “Ik weet nog dat ik Dione de Graaff aan de lijn kreeg en die zei: in Amerika staat Mart Smeets en die herinnert zich Gerrie Knetemann op deze manier.”
Mart Smeets over Amerika
Sweet Caroline
Het is zondagavond 26 mei 2013. Op Fenway Park in Boston genieten Mart Smeets en zijn vrouw van een avondje honkbal bij de Boston Red Sox. Het is kort na de bomaanslagen tijdens de Boston Marathon. De stad huilt, Amerika huilt mee. In de achtste inning klinkt het nummer ‘Sweet Caroline’ van Neil Diamond. Bijna veertigduizend mensen zingen, net als Smeets, uit volle borst mee. “Ik had het nooit live meegemaakt, maar wel over gelezen. De reactie in de rest van Amerika was ook bijzonder. Dat ze in het Yankee Stadium in New York ook Sweet Caroline draaiden, was de diepste knieval die een Yankee-fan in zijn leven kon maken. Alsof Coen Moulijn afscheid neemt in de Arena en Sjaak Swart in De Kuip.”
Dat kunnen Nederlanders zich niet indenken, betoogt Smeets, terwijl hij in café ’t Teylertje in Haarlem aan een cappuccino nipt. ,,Die hebben daar geen gevoel voor. Behalve Nederlanders die wel eens in Amerika zijn geweest. Dat kennen wij niet in onze hele beperkte sportcultuur. Iedereen die zegt dat ie Amerika redelijk denkt te kennen, kent het land niet echt. Jij en ik zijn steeds bezig om het te leren kennen. Iedere keer als ik er ben, denk ik: goh, zit dat zo? Het is een constante leerschool. De New York Times behoort daarom tot het basispakket van de dag.”
Niets is wat het lijkt
Het hoofdstuk ‘Sweet Caroline’ over die avond in Boston, uit het boek ‘Niets is wat het lijkt’, leest als een ode aan de sport en het land Amerika. Bijna als pure liefde, al gaat dat wat Smeets betreft een stap te ver. “Liefde is niet het juiste woord. Ik heb geprobeerd het definiëren. Dan klinkt het hard, maar dan is het wel duidelijk. Ik vind Amerika een heel leuk land om naartoe te gaan, maar vind het veel leuker om er weer te vertrekken. Het leuke om er naartoe te gaan, is de wetenschap dat ik nieuwe dingen tegenkom, de schoolbanken in ga. Dan komt er na één of twee weken een moment dat ik denk: nu wil ik weer terug naar mijn eigen leefomgeving, normaal zijn.”
Ik vind Amerika een heel leuk land om naartoe te gaan, maar vind het veel leuker om er weer te vertrekken
Smeets herinnert zich daar een mooi voorbeeld van. Begin jaren negentig was hij met zijn kinderen in Boston en zijn dochter Nynke had zin in een colaatje. Ze liep een supermarkt binnen en kwam er huilend uit. “Ze kon geen flesje kopen, maar alleen een pak van zes. Ze zei: ik wil maar één flesje kopen, maar dat kon niet. De mensen snapten niet wat ze bedoelde, want het ging toch per zes en zes flesjes zijn goedkoper dan één. Niet veel later stond ze in de Levi’s Store en werd ze weer overvallen door een huilbui. Niet dat ze veel huilt, maar opnieuw was er te veel te kiezen. Ze zei: ik kan geen keuze maken. Dat is eigenlijk wat Amerika uitdraagt. Te veel massaconsumptie. Daar doe je aan mee. Alles zit in grote verpakkingen. De literfles heeft plaatsgemaakt voor een gallonfles. Alles moet groot.”
Klein biefstukje in Amerika
De voormalige anchorman van Studio Sport maakte tientallen reizen naar Amerika. Nooit met tegenzin, maar eenmaal aan de andere kant van de plas kijkt hij wel met een kritische blik naar het land. “Vraag eens een klein biefstukje in een Amerikaans restaurant. Fijnheid ontbreekt, al past de Amerikaanse keuken zich de laatste tien, vijftien jaar wel aan. Dat kun je bijna doortrekken in hun manier van denken en doen. Die merkwaardige meneer Bush, die nu zo moeilijk zit met de CIA-rapporten, gebruikte altijd die stupide zin: we are the best country in the world. Dat is helemaal niet waar, want dat is helemaal niet te meten. Ik ga er naartoe, verbaas me, verwonder me en zoek de dialoog met mensen, maar de meesten weten niets van ons. Ik ken ook mensen die veel van ons weten, maar zij hebben doorgestudeerd. Ik heb alleen geen hoge hoed op van de generale kennis van de gemiddelde Amerikaan over zaken buiten Amerika. Die ligt lager dan bij ons, denk ik.”
Fijnheid ontbreekt, al past de Amerikaanse keuken zich de laatste tien, vijftien jaar wel aan
Zijn eerste reis naar Amerika, ergens in de jaren zeventig, staat Smeets vaag bij. Je hoort zijn hersenen kraken. New York en New Jersey. De dollar stond op 3 gulden 65. “Alles was reteduur, een heel andere tijd dan nu. In 1976 ging ik voor het eerst naar Canada en zag ik een samenleving die me meer aantrok. Ik ben gekker op Canada dan op Amerika. Canada heeft een beetje van Amerika en veel van ons. Dat was een eyeopener. Vanaf die tijd ben ik altijd blijven reizen. Ik heb nog niet alle staten gehad en daar baal ik van. Wyoming, we stonden op het punt naar binnen te rijden, maar er was een weg afgesloten, New Mexico, Maine, Idaho, North Dakota heb ik nog niet gehad. Komende zomer wil ik naar Iowa. Daar sterft het van de Hollanders. Een dagje Pella, daar staan molens en is de magere brug nagebouwd. Mensen heten er De Vries, Korver en Van der Linden.”
‘In Amerika’
Zo graag als Smeets naar Amerika gaat, zo graag vertrekt hij er weer. In het verzamelwerk ‘In Amerika’ schrijft Smeets: ik heb het land lief, zoals ik er ook soms van gruwel. “Ik reis met mijn vrouw veel met de KLM, omdat mijn vrouw dat prettig vindt. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik heel tevreden ben als ik op een vliegveld kom en ik die blauwe staart zie. Dat is een burgerlijk Hollands thuisgevoel.” Op Amerikaanse vliegvelden wordt Smeets altijd aangesproken door landgenoten, een consequentie als je onderdeel bent van het collectieve geheugen van miljoenen televisiekijkers. “Nederlanders beginnen altijd tegen je te ouwehoeren, hebben altijd iets te zeggen, daar ben ik aan gewend. Dat is soms vervelend, maar het kan ook heel leuk zijn. Iedere trip is er een moment dat ik in een boekwinkel, bij de Macy’s of in een platenzaak sta, en dat er iemand achter me langsloopt en zegt: hé meneer Smeets, niet te veel kopen vandaag hè.”
Dat Smeets interesse in Amerika en Amerikaanse sporten kreeg, was niet verrassend. Vader Smeets werkte bij een Amerikaans bedrijf, op tafel in huize-Smeets lagen Amerikaanse kranten met uitslagen van de New York Yankees en de Boston Red Sox. “In mijn middelbare schooltijd wist ik er al veel van. Dat is alleen maar meer geworden. Kijk naar mijn boekenkast en je snapt het. Het komt uit de jaren zestig, ik was vijftien. Toen begon de interesse. Ik basketbalde zelf, een mooi aanknopingspunt. Van American football had ik niet gehoord, maar wie wel in Nederland? Ik kende honkbal en speelde het zelf ook een beetje. Ik wist dat ze in Canada goed ijshockey speelden. Het is een behoorlijke vorm van interesse. Er zijn wel eens mensen in mijn omgeving die zeggen dat het een soort afzetten is tegen de overdosis voetbal in eigen land. Zo heb ik dat ook wel gevoeld in mijn werk. Bij de NOS was ik degene die niet in de voetbalhoek zat. Collega’s deden het af als gekke sporten. Ben de Graaf van De Volkskrant zei ooit tegen me: hoe kun je nou in godsnaam basketbal leuk vinden? Die play-offs zijn afgesproken, want het is Amerika en daar gaat het commerciële belang voor alles. Dat vond ik een bijzondere constatering. Collega’s hadden vooroordelen. Er wordt te veel betaald. Ze vonden het te veel, te groot, te machtig, te veel televisie-uitzendingen.”
Murfreesboro Blues
Doordat zoon Tjerk in het plaatsje Murfreesboro, Tennessee collegehonkbal ging spelen, ging Smeets niet anders tegen Amerika aankijken. Wel leerde hij hoe het midwesten in elkaar steekt. Hij schreef er een boek over, Murfreesboro Blues. “De Bible Belt met een dubbele moraal. Ik vergeet nooit dat hij me op een mooie donderdagnacht belde en zei: vind je het erg als ik naar huis kom en mijn studie in Nederland afmaak? Want ik leer hier niets. Hij vond het er prachtig hoor en we zijn wel eens samen teruggeweest. Dan wijst hij dingen aan. De omgeving is best welvarend, rednecks, er wonen veel rijke Republikeinen. Ik kreeg een nog beter inzicht in wat grote universiteiten met hun sporters doen.”
Een facet dat altijd tot de rituelen van Smeets behoorde, was een bezoek aan een vestiging van Borders, een grote boeken- en cd-keten waarvoor in 2011 door de economische malaise het doek viel. Smeets kende vele Borders-winkels, was er vaste bezoeker en had een klantenkaart. “Borders was de eerste keten die zitjes creëerde, zodat je een boek kon gaan lezen. Starbucks kwam er bij voor koffie en een broodje. Een heel fijne zaak. Bij Borders heb ik heel veel leermateriaal aangeschaft. Typisch iets wat alleen in Amerika kon. Twee broers die berooid in Amerika kwamen en een bovenverdieping in Ann Arbor, Michigan huurden waar je boeken kon lezen. Snel groot geworden en snel verdwenen. Jammer, maar dat is de Amerikaanse economische wet. Barnes & Noble is een mooi alternatief. Je kunt niet anders, want er bestaan geen andere kwaliteitsketens meer. Ook de muziekindustrie ligt in Amerika volledig op zijn kont. In een grote stad in Amerika kun je geen cd-zaak meer vinden. Je wordt naar internet gedreven. CD-zaken moet je met een lantaarntje zoeken. In Austin heb je Waterloo Records, daar kwam ik ooit naar buiten met 36 cd’s.”
Waterloo Records, Austin
Uitgerekend daar, in Waterloo Records, kreeg Smeets op 2 november 2004 een telefoontje dat wielrenner Gerrie Knetemann plotseling was overleden. Eerder op de dag was Theo van Gogh vermoord. “Ik moest eerst de hele dag duiden hoe ik over Van Gogh dacht, vooral voor de Belgische collega’s. Daarna kwam Knetemann. Heel bijzonder. Ik weet nog dat ik in Waterloo Records Dione de Graaff aan de lijn kreeg en die zei: ‘in Amerika staat Mart Smeets en die herinnert zich Gerrie Knetemann op deze manier’. Toen dacht ik: oh jezus, ik moet wat zeggen. Ik stond midden in die platenzaak en er liepen allemaal Amerikanen om me heen die me aankeken alsof ik volstrekt gek was geworden. Ik heb een stuk van drie minuten ingesproken, waarvan ik niet wist dat het live was. Achteraf was dat goed. Ik vertelde het aan mijn vrouw dat hij was overleden en die begon te huilen. Een sinistere dag; ik was daar om de presidentsverkiezingen te verslaan en toen kreeg je die rampendag in Nederland. Allemaal mensen die steeds belden, mijn kinderen als eerste. Toen we uit Waterloo kwamen, weet ik nog dat ik met mijn vrouw een fles Merlot soldaat heb gemaakt en me vervolgens op de verkiezingen heb gestort.”
Ik stond midden in die platenzaak en er liepen allemaal Amerikanen om me heen die me aankeken alsof ik volstrekt gek was geworden
De tientallen reizen naar en avonturen in de Verenigde Staten leveren genoeg stof op voor zijn volgende boek. ‘Mijn Amerika’ verschijnt als het productieproces goed verloopt eind 2015, vlak voor de feestdagen. “Helemaal zeker ben ik daar niet van. Het moet wel goed worden, dus het vraagt heel veel werk.” Smeets verwoordt aan de hand van voorbeelden, reizen en voorvallen zijn gevoel over het land. “Ik herinner me dat ik een keer bij Seatlle uit Canada kwam en aan den lijve ondervond wat donkere mensen ondervinden. Aan de kant gezet, apart gezet, toegesnauwd worden; ik vond het een vreselijke ervaring. Ik was met een andere Nederlander die in Canada woonde en kwam in een rij met veertien Vietnamezen, zestien mensen uit Manilla, zeventien mensen uit Laos en daar stond ik tussen. Toen merkte ik hoe oneerlijk de maatschappij is. Na veertig minuten werd ik eruit gehaald: sir, would you follow us. Ik kreeg een paar stempels in mijn paspoort en mocht gaan. Die andere mensen zaten er uren, werden duidelijk gemaakt dat ze het beloofde land binnenkwamen en dat zouden ze weten ook. Ik vond dat gênant. Maar ik schrijf ook over Vermont, de Yankees, Florida, eten, de midwest, Los Angeles, de politiek, de economie. Daar ben ik nu mee bezig. In mijn hoofd ben ik al redelijk op weg, maar er staat nog niets op papier. Er moet nog veel gebeuren.”
Veto over Vermont
Ooit had Smeets het plan om na zijn werkzame leven naar Vermont te verhuizen, maar zijn vrouw sprak daar een veto over uit. “Vermont is bijna geen Amerika. Het is een afgeleide van een liberaal, leuk Europa. De staat waar de meeste Volvo’s en Saabs rijden, meer dan in heel Amerika samen. Ze staan er nog netjes op hun beurt te wachten bij de buurtbakker en je hebt er nog echte service. Veel mensen trekken er bewust naartoe voor de opvoeding van hun kinderen. Vrienden van mij deden dat. Die zijn New York ontvlucht en hun kinderen krijgen een heel goede opvoeding. Vermont is zo Democratisch als het maar kan. Het leven blijft zoals het er is. New Hampshire heeft er ook wat van. Ik zou graag in Vermont wonen, maar mijn vrouw heeft er definitief nee tegen gezegd. Ik dacht: als ik ooit klaar ben met werken, dan ga ik daar studeren en literatuuronderzoek doen. Zo had ik het bedacht.”
Ik zou graag in Vermont wonen, maar mijn vrouw heeft er definitief nee tegen gezegd
Dat neemt niet weg dat Smeets nog steeds naar Amerika reist. Hoe zou zijn reis eruit zien als hij die helemaal zelf mocht samenstellen? “Ik zou beginnen in het oosten. Dan heb je het minste last van tijdsverschil en kun je zo Amerika doortrekken. Ik zou een paar steden bezoeken: Boston, New York, Chicago, Denver, Newport Beach, San Francisco, Seattle. Ik wil nog naar New Mexico, maar daar ben ik waarschijnlijk na twee dagen uitgekeken. En de staten die ik nog niet heb gezien: Iowa, Idaho, North Dakota, Wyoming en Maine. Ik maak er geen wedloop van. Als ik volgend jaar weer ergens een weekje naartoe kan, is het goed.”
Stan Bos (1982) bezocht alle 50 staten en herinnert zich zijn kennismaking met Amerika nog goed. “Je bent nog geen 21, dus geen alcohol voor jou, zei de douanier op Newark Airport. Eenmaal tussen de indrukwekkende wolkenkrabbers en na de eerste zenuwachtige dag, dacht ik: dit is mijn land! Amerika is een topland met topmensen! Vanwege de ruimte, afwisseling, natuur, steden en het toeren in de auto.” Stan heeft nog lang geen genoeg van Amerika. “Ik wil nog meer zien van staten waar ik al ben geweest en als correspondent een presidentsverkiezing verslaan.” Zijn drie favoriete staten: Oregon, Utah en Maine (“al is de keuze best lastig”). Favoriete plek: de National Mall in Washington DC. @StanSchrijft